Als student journalistiek demonstreerde FD-redacteur Boudewijn Geels tegen de ‘racist’ Frits Bolkestein. In Utrecht ondervond hij dat er wel degelijk meer aan de hand was. Inmiddels is de multiculturele samenleving – én het debat daarover – al twintig jaar zijn onderwerp. 

Gepubliceerd in: ‘De wereld in 2021’, bijlage bij het FD in december 2020

Er ging een rilling over mijn rug: opnieuw lag de ruit van de snackbar in de Utrechtse Dichterswijk aan diggelen. Iedereen wist wie de daders waren. Maar te bewijzen – en dus te arresteren – viel er niets. Mogelijke getuigen hielden hun mond. Volgens een kennis van me, in het dagelijks leven politieman, niet geheel onbegrijpelijk. ‘Als je ruzie met zo’n groep krijgt, heb je een fors probleem.’

Een dag later kwam de glaszetter voor de laatste keer. Ruiten zijn dure dingen, en een verzekeraar vindt het na een paar keer natuurlijk ook welletjes. De uitbater en zijn zoon, gemoedelijke autochtone Utrechters, waren inmiddels ook overvallen. Totaal murw gebeukt zette het duo de snackbar te koop.

Twee Egyptenaren namen hun nering over. Geloofsgenoten van de Marokkaanse jongens die zoveel overlast veroorzaakten, daarmee zou de terreur vast flink verminderen, redeneerde ik. Maar ook de Egyptenaren wilden geen klanten intimiderende hangjongeren voor hun zaak. En jawel, ook bij hen vlogen ’s nachts de stenen door de ruiten. Ook de broers deden hun zaak snel van de hand.

Ik vertelde erover aan mijn linkse vrienden, met wie ik begin jaren negentig had gedemonstreerd tegen de ‘racistische’ VVD-leider Frits Bolkestein. Ze keken me afkeurend aan. ‘Je hebt het over “Marokkanen”. Zelfs als dat waar is, is het stigmatiserend.’

‘Ik vertel gewoon wat er gebeurt’, riposteerde ik. ‘Mag ik dat dan niet zeggen?’ Mijn vrienden, op besliste toon: ‘Niet op deze manier.’
Op dat moment wist ik dat de multiculturele samenleving mijn onderwerp zou worden.

Politici met meel in de mond
In die dagen – het zal rond 2000 zijn geweest – begon ik langzaam maar zeker terug te komen op wat ik als student journalistiek altijd zo vurig had betoogd: dat als leden uit een minderheid iets doen wat maatschappelijk ongewenst is, dat allereerst komt door sociaaleconomische achterstelling en dus vooral onze schuld is. Waarom was het mijn schuld dat die jongens ruiten ingooiden en (vrouwelijke) voorbijgangers lastigvielen? Armoede? Ze droegen duurdere kleren dan ik vroeger als zoon van een bijstandsmoeder te Meppel. Wel vermoedde ik dat ze, mede door een taalachterstand, slecht meekwamen op school. Maar dan helpt het niet als je ook daar voortdurend loopt te klieren met je matties en elke dag blowend concludeert dat iedereen tegen je is.

Het is ook de schuld van hun onmachtige ouders, hield ik mezelf steevast voor. Maar hoezo is dat een excuus voor asociaal en crimineel gedrag? In de krant las ik wat voor straffen die jongens kregen – als ze al gepakt werden. Veel tweede, tiende en twintigste kansen.

Als het er ‘op links’ al over ging, dan stoof het meel uit de monden van de politici. Ik dacht: hier gaan op een dag electorale ongelukken van komen.

Verdriet en woede
Het was maandagavond 6 mei 2002 en Pim Fortuyn was net een paar uur dood. Vermoord. Namens opinieblad HP/De Tijd spoedde ik me naar de Dam, waar een spontane demonstratie was ontstaan. ‘Eindelijk was er iemand die de problemen in mijn wijk begreep’, huilde een vrouw van middelbare leeftijd.

Ik viel met mijn kladblokje nauwelijks op. Dat deed wel de cameraploeg van RTL Nieuws. Een woedende man duwde de plopkap van de verslaggever weg en schreeuwde: ‘Opdonderen! Jullie van de media hebben Pim gedemoniseerd, en nu is hij dood!’ De RTL-ploeg koos het hazenpad.

Ik ben tegen intimidatie, maar ik begreep de razernij van de demonstrant wel. Eerst collectief iemand een halve nazi noemen, hem vervolgens niet beschermen (eerst was er een taart met stront erin, daarna Volkert van der Graaf) en daarna met z’n allen roepen hoe geschokt je bent dat de politieke nieuwkomer voorgoed onschadelijk is gemaakt. Niet erg geloofwaardig.

26 zonderlingen werden negen dagen na de moord op hun leider verkozen in de Tweede Kamer als ‘Lijst Pim Fortuyn’. Helaas voor wijlen Fortuyn maakten ze er een puinhoop van, maar er waren ook lichtpuntjes. Gevestigde politieke partijen en ook de media gingen aan zelfonderzoek doen. Ze hadden, stelden ze vast, met de rug naar de samenleving gestaan.

‘Etnisch monopolie’
In de jaren daarna moet PvdA-mastodont Marcel van Dam – hij had Fortuyn op tv ‘een minderwaardig mens’ genoemd – zich in zijn landhuis op de Veluwe regelmatig hebben verslikt in zijn koffie. Zoals toen de nieuwe PvdA-leider Wouter Bos in een interview vertelde dat hij een witte school zocht voor zijn dochter: ‘Je mag ouders niet aanrekenen dat ze het beste willen voor hun kind.’ Om diezelfde reden haalde GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema haar kinderen van een zwarte school. Een klasgenoot had haar zoontje voorgehouden dat hij naar de hel zou gaan omdat hij varkensvlees op zijn brood had. PvdA-Kamerlid Diederik Samsom, die een tijdje veldwerk had gedaan, constateerde dat Marokkanen een ‘etnisch monopolie’ op straatoverlast hadden verworven.

Mijn linkse en D66-vrienden bromden termen als ‘generaliserend’ en ‘stigmatiserend’. Ik wees hen erop dat ze al carrière makend welbewust in witte wijken waren gaan wonen en hun kinderen naar witte scholen stuurden. Daarop bleef het meestal stil. Soms kwam er ruzie van.

In al die jaren schreef ik, geïnspireerd door het werk van hoogleraar grootstedelijke problematiek aan de UvA (en later hoogleraar Europese Studies in Tilburg) Paul Scheffer – bekend van het bezorgde pamflet ‘Het multiculturele drama’ en het boek Het land van aankomst – tal van stukken waarin ik onder meer wees op die hypocrisie. Ook ging ik op zoek naar oplossingen. Concreet wapenfeitje: na een artikel van mij werden de ‘straatcoaches’ uitgevonden, doorgaans allochtone jongens met street credibility die overlast van hangjongeren bestreden – eerst alleen in Amsterdam, later ook daarbuiten.

Benoemen én ‘empoweren’
Zo moet het, dacht ik: no-nonsense. Dus niet bang zijn om wat er in de samenleving fout gaat te benoemen (het gevaar ‘extreemrechts’ genoemd te worden ligt altijd op de loer, dus het helpt als je zelf een migratie-achtergrond hebt, bevestigden bronnen van kleur die ik sprak), maar tegelijk de vele goedwillenden empoweren en in het zonnetje zetten. Want op rechts waren nieuwe partijen het onderwerp aan het kapen met taal die soms ronduit opruiend was. Waar andere partijen natuurlijk afstand van moesten nemen. Zie je wel, het zijn nog steeds wegkijkers, concludeerden de naar Geert Wilders overgelopen PvdA-kiezers

Wat niet hielp was dat de PvdA uit electoraal gewin Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk op de kieslijst zette, twee islamisten met een poster van de Turkse president Erdogan boven hun bed. Weg geloofwaardigheid. Dat duo, dat na een interne clash de partij Denk oprichtte, is nooit sociaaldemocraat gewéést, verzuchtte hun oud-fractiegenoot Keklik Yücel toen ik haar in 2019 interviewde.

Yücel is boegbeeld van Vrij Links, een beweging die wil dat ‘links weer vrijzinnig en seculier wordt’. Dus niet meebuigen met klagende en eisende moslimmannen (in Vrij Linkse kringen ‘het patriarchaat’ genoemd), maar pal staan voor de westerse waarden. De gelijkheid van man en vrouw bijvoorbeeld. ‘De vrijheid van godsdienst is een groot goed’, zei Yücel, ‘maar als er onderdrukkende elementen in zitten, moeten we die kunnen bekritiseren. Daar heeft een deel van links problemen mee, dat je überhaupt kritiek levert op moslims. Losgaan tegen christenen mag dan weer wel.’ Dat herkende ik.

Stilte in de lerarenkamer
De moord op Theo van Gogh door moslimextremist Mohammed Bouyeri had al duidelijk gemaakt dat onze grondwettelijk verankerde vrijheid van meningsuiting alleen op papier absoluut is. Cabaretiers en cartoonisten denken sinds 2 november 2004 wel tien keer na voor ze met iets lolligs komen over de profeet Mohammed. En dat was precies Bouyeri’s bedoeling.

Na de onthoofding van de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty twitterde D66-lijsttrekker Sigrid Kaag: ‘Ik hoop dat geen enkele docent zich door deze brute daad beperkt voelt in het vak.’ Welnu, ik praatte bij met een oud-klasgenoot die maatschappijleer geeft op een VMBO in Alkmaar. Hij vertelde me dat het in de lerarenkamer ‘vooral verdacht stil’ is. ‘De angst regeert. Nog steeds probeer ik in de klas onderwerpen als de beginselen van de rechtsstaat over het voetlicht te brengen, maar ik hou absoluut rekening met het gevaar. En zelfs dan zie ik jonge moslims nog misprijzend kijken bij mijn uitleg.’

Deze leraar is niet optimistisch over hoe dat verder moet. ‘De meeste moslims die ik ken zijn prima mensen, maar fanatici kapen het geloof.’ Fanatici die buiten de moskee vaak gewiekst klagen over ‘islamofobie’.

Het CBS heeft voorspeld dat de Nederlandse bevolking in 2060 voor een kwart zal bestaan uit niet-westerse migranten en hun nakomelingen. Dat is niet a priori iets om bezorgd over te zijn; heel veel Nederlanders met een migratie-achtergrond doen het prima, en ik ben de laatste die de multiculturele samenleving ‘mislukt’ zou willen noemen. Maar het conservatisme onder zoveel Europese moslims – ook in Nederland – biedt wel reden tot zorg.

Hopen op een uitruil
Paul Scheffer vertelde me in 2009 heilig te geloven in het principe van de wederkerigheid. ‘Misschien nog wel meer dan autochtonen verdelen moslims de wereld onder in wij en zij, in moslims en niet-moslims. Als moslimjongeren klagen dat ze worden gediscrimineerd op de arbeidsmarkt, zeg ik: jullie hebben een punt, maar kunnen we het dan ook over de ongelijke behandeling van gelovigen en ongelovigen, of van mannen en vrouwen hebben? Dan voelen ze zich op z’n minst een beetje schaakmat gezet.’

Maar dat staat allemaal gewoon zo in de Koran, merkte ik op. En dat boek is heilig. ‘En ik merk dat er genoeg jongeren zijn die over zulke dingen willen nadenken’, hield Scheffer vol. Hij zei ook: ‘Het conflict is een teken van integratie, niet van mislúkte integratie.’

Vaak is dat waar. Zie de kruistocht van Bij1-politica Sylvana Simons. Vaak over the top, maar ze zet met haar tirades wel aan tot nadenken over racisme en discriminatie. Mensen onthoofden of neerknallen – vaak totaal willekeurig – is echter van een heel andere orde.

Spotprenten van de profeet verbieden dan maar? Klinkt pragmatisch, maar welk signaal geef je dan af? In Rotterdam was ook een cartoon zónder profeet aanleiding om een leraar te bedreigen. De docent dook onder.

Voor het FD interviewde ik Abdellatif Chehdaoui, de in Marokko geboren directeur van een detacheringsbedrijf te Amsterdam. Zijn advies: ‘Laat Macron het niet alleen doen, maar trek als EU-lidstaten gezamenlijk een rode lijn: tot hier en niet verder. En, heel belangrijk, versterk ondertussen de banden met de gematigde moslims.’ De zaken bangig hun beloop laten is geen optie, waarschuwde Chehdaoui. Want de heipalen van de parallelle samenleving gaan steeds dieper de Europese bodem in.

De strijd tegen corona is loodzwaar, die tegen het islamisme wordt nog moeilijker. Maar hem niet aangaan kan voor niemand een optie meer zijn.

(Gepubliceerd in Promotor, juni 2019)

 

Lees meer

Zolang er programma’s als Blauw Bloed en SBS Shownieuws bestaan, kan je weinig gebeuren, Máxima. Zij zijn het Hilversumse equivalent van de Hells Angels; roep iets kritisch over de Oranjes en je kunt een afrossing door een stel zware jongens verwachten.

Boudewijn Geels (1970) is chef redactie van HP/De Tijd

(Uit ‘De Máxima Generatie’, brievenboek uit 2011 van generatiegenoten aan Máxima – met Diederik Samsom, Robert Vuijsje, Sanne Wallis de Vries, Susan Smit, Ruud de Wild e.v.a.)

Lees meer

Als kind werd hij, met goedkeuring van zijn vader, geslagen door zijn leraar, die dacht dat hij dingen overschreef uit boeken.

(gepubliceerd in motorblad Promotor, 2017)

Lees meer

De School voor Journalistiek in Utrecht bestaat 50 jaar. Boudewijn Geels blikt terug op zijn jaren op de linksige ‘journalistenmavo’. ‘Ik dacht: moeten al deze jongens en meisjes journalist worden?!’

Lees meer

Geels deelt uit – Annechien Steenhuizen

(Gepubliceerd in Villamedia magazine, augustus 2014)

Lees meer

Eindelijk had ik iets gevonden om over zaniken: een paginagroot stuk over Zuidas-types die in hun vrije uurtjes de bokshandschoenen aantrekken. Dat is in een zaterdagkrant (7 mei) toch echt té niksig-frivool op pagina 3 als de wereld in de fik staat. Ik mag dat zeggen, want ik bokste acht jaar geleden al met een neuroloog en een filmregisseur.

Snerend wilde ik verwijzen naar dagblad De Pers, de wijlen gratis krant die ook uitblonk in lekker gekke keuzes op prominente plekken (‘Bijna niemand houdt van spruitjes. Onze 16-jarige redacteuren Kiki en Xavier leggen uit waarom dat onterecht is’).

Twee dagen later sprak ik een collega wiens mening over de media ik zeer serieus neem. Hij, enthousiast: ‘Weet je wat ik een leuk Volkskrant-artikel vond? Dat stuk over boksen! De week ervoor had ik net mijn eerste proefles genomen. Heeft de krant perfect aangevoeld, dat die sport hip aan het worden is.’

De Volkskrant is mijn krant. Ik lees hem sinds mijn twaalfde, liep er stage, kreeg ondanks belachelijk lang haar en een kolossale oorring een tijdelijk contract en vervolgens twee rubrieken in het economiekatern.

Later ging ik de krant lopen klieren. Althans, zo zag hoofdredacteur Pieter Broertjes dat. Voor mijn mediarubriek in HP/De Tijd speurde ik continu naar scoops als: wie wordt de nieuwe adjunct van de Volkskrant/NRC/Vrij Nederland? Wat buiten de grachtengordel natuurlijk niemand een lor kon schelen. Ook was ik tuk op ruzies en uitglijders.

NRC-hoofdredacteur Folkert Jensma gaf zelfs antwoord als hij op de ski’s stond in Italië. Broertjes niet. De gevoelsmens vond de speels-vileine stukjes te kwetsend, kwam de aap uiteindelijk uit de mouw.

Over zijn latere opvolger Philippe Remarque schreef ik nog wel dat zijn gezaag aan Broertjes’ stoelpoten steeds oorverdovender werd, maar toen hij diens kamer eenmaal had veroverd maakte ik de rubriek niet meer. Nu denk ik: zou ik Remarque even vaak in zijn kuiten hebben gehapt als Broertjes en Jensma? De plagiërende stagiair was eind vorig jaar zeker een stukje geweest. Je kunt ook té veel vertrouwen hebben in jongeren – Broertjes was daar voorzichtiger in. Maar verder?

Toen Remarque medio 2010 aantrad, had Broertjes het moeilijkste werk al verricht: hij had de krant goeddeels ontdaan van zijn intolerant-linkse, zurige odeur. Door mensen van Elsevier en Quote in te lijven bijvoorbeeld. De mastodonten Jan Tromp en Jan Blokker ontploften nadat óók nog Chris ‘Onze cultuur is de beste‘ Rutenfrans was gecontracteerd. In HP verscheen een groot artikel met de kop ‘Eerst rooms, toen rood, toen ruzie’. Onze conclusie: Broertjes had de Volkskrant veel pluriformer, bijdetijdser en leesbaarder gemaakt.

Wel stond de oplage sterk onder druk. Bureau McKinsey had al lang geconstateerd dat Nederland compactere dagbladen wilde, maar Broertjes hield halsstarrig vol dat je alleen op broadsheet een echte kwaliteitskrant kon maken. Daar dacht Persgroep-topman Christian Van Thillo, die de krant in 2009 overnam, genuanceerder over, dus die tabloid kwam er alsnog. De ambitieuze Remarque werd hoofdredacteur.

Een tabloid maken is een heel ander kunstje. De onderwerpkeuzen, het ritme, de presentatie, de vaak weekblad-achtige lengtes: Remarque en zijn chefs leggen de puzzel meestal zo dat ik denk: ja, nú wil ik inderdaad dít lezen. Als jouw keuze de enige logische lijkt – al hebben redactionele twisten hieromtrent de ruiten doen trillen – doe je iets goed.

Ook van de ‘moetjes’ probeert de redactie iets origineels te maken. De levenslust en het schrijfplezier spatten van elk stuk. Al blijft het oppassen met beeldspraak en vergelijkingen. ‘Hij is de PvdA onder de automobielen: de Mitsubishi Outlander. Eens ongekend populair, nu in ongenade gevallen.’

Verder nog iets? Ja, de vergaarbak ‘Sir Edmund’. Prachtige drukkwaliteit hoor. Verrukkelijk pretentieloze rubriekstitel ook: ‘Sylvia Witteman heeft iets gelezen’. Maar anders dan bij het Volkskrant Magazine snap ik nog steeds niet wat dat ding nou precies ís.

Van de economische verslaggeving val ik niet dagelijks van mijn stoel, maar dat roep je al snel als je zelf bij Het Financieele Dagblad werkt. Inzake kwesties van multiculturele aard lette de Volkskrant onder Broertjes al beter op dan de NRC. De krant durft ook echt stelling te nemen. Geen fopstrafjes meer; nee, écht aanpakken die bedreigers van Ebru Umar, betoogde chef van de parlementaire redactie Raoul Du Pré in een commentaar.

Over de ‘Voetnoten’ van Arnon Grunberg klaag ik niet. Die frutsels zijn in april al afdoende gefileerd door de jongens van De Snijtafel, puur op de inhoud (terugkijk-tip). En ach, Martin Sommer staat er ook in. En Arthur van Amerongen. En Elma Drayer. En Ross Douthat. Wel is het jammer dat Wouter Bos onlangs is gestopt als columnist. Ik heb een zwak voor niet-moraliserende linkse realo’s die niet op een enorm landgoed te Nunspeet wonen.

Dit zijn de zeurpagina’s in Villamedia, maar ik héb dus relatief weinig te zeuren.

O wacht, iets minder Songfestival graag. En in een intro las ik dit: ‘Deze Koningsdag gaat de geschiedenis in als de koudste ooit. Brrr…’

Brrr…?!

Jongens (m/v) van míjn Volkskrant, hier trek ik echt een grens. Het is verdomme het AD niet!

Talloze keren heb ik op feestjes ernstig staan knikken als ik mooie meisjes totale kolder hoorde debiteren. Zou dat ook Arie Boomsma te vaak overkomen zijn?

(gepubliceerd in Villamedia, november 2014)

Lees meer

Een mooie tocht door Duitsland was het, vol fijne bochten en gemütliche Kneipen. Maar toen was daar opeens Daisy. 

(gepubliceerd in Promotor, 2014)

Lees meer