Een mooie tocht door Duitsland was het, vol fijne bochten en gemütliche Kneipen. Maar toen was daar opeens Daisy.
(gepubliceerd in Promotor, 2014)
‘Kijk nou eens, hier aan de muur! Ik vind dit eerlijk gezegd knap luguber.’
Mijn vriend E. komt kijken en beaamt: ´Dit is zelfs héél luguber…’
We staren naar een krantenbericht over een verongelukte motorrijder. Er staan helaas wel vaker berichten over dode motorrijders in de krant, maar dit artikel is in een sierlijst geplakt en aan een muur van het motorhotel in Dollendorf gehangen. Aan de andere kant van de eetzaal zie ik nog zo’n lijstje. Ik zie dat E. hetzelfde denkt als ik: dit zullen toch geen klanten van dit Sauerlandse hotel zijn geweest?
We kijken elkaar aan. ‘Brrr!’
Achter ons horen we opeens getrippel. Ik draai me om. ‘Halló zeg!’ roep ik. Op vijf centimeter afstand staat de grootste hond die ik ooit heb gezien. Of misschien moet ik zeggen: de hoogste. Met een enorme kop. Geen gemene, maar zeker ook geen vriendelijke.
‘No worries guys, ze doet niks,’ zegt de baas van het beest, tevens de eigenaar van de motorherberg bij de Nürburgring, terwijl hij op een stoel neerploft en een flesje bier opentrekt. ‘Dit is Daisy.’
Een hond met een zo truttige naam kan nooit gevaarlijk zijn, besluit ik, en ik geef het gevaarte een aai. ‘We hoorden haar al blaffen toen we de motoren parkeerden,’ zegt E. ‘Waaks beestje.’ De eigenaar, een Britse vijftiger, grijnst. ‘Klopt. Maar ze is poeslief.’
Enkele uren later zitten de eigenaar, E. en ik voor de tv. Elf Brazilianen tikken elf Nederlanders scheel. Brazilië scoort na tien minuten. Ik schud moedeloos het hoofd. Maar kort na rust gebeurt het ongelooflijke: Wesley Sneijder scoort 1-1. Ik spring juichend op.
En dan gaat het fout.
Ik word met een ruk terug in mijn stoel getrokken en voel een doffe pijn in mijn rechterbovenarm. Een enorme hoektand van Daisy is volledig in mijn bicep verdwenen.
Ik staar Daisy verbluft aan, Daisy kijkt even verbluft terug. Dan laat ze los.
‘Jezus mina!’ roep ik. ‘Wat is dit?!’ Ik wijs op een randje geel spul dat een cirkeltje vormt rond de bloederige wond. Het lijkt op banketbakkersroom. Mijn vriend E. werkt voor een gezondheidsblad en zegt rustig: ‘Dat lijkt me lichaamsvet.’
Onze gastheer heeft zijn hond naar de keuken gestuurd. ‘Sorry, dit doet ze anders nooit,’ klinkt het zwakjes. ‘Ze schrok toen je plotseling opsprong en juichte.’ Ik kijk hem vernietigend aan. ‘If your dog isn’t football-proof, don’t let it watch football!’
‘Breng ons naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis,’ commandeert E. ‘Nu!’
‘Mijn collega zal het doen,’ mompelt de Brit. ‘Ik zal alle schade vergoeden.’
Op de autoradio hoor ik hoe Sneijder ook de 2-1 scoort. Mis ik verdomme nog een volksfeest ook.
In het ziekenhuis kijkt de arts, op wie ik drie kwartier continu zachtjes vloekend heb gewacht, maar liefst één minuut naar de wond. Hij dept hem enigszins schoon en smeert er een zalfje op. Daarna gaat er verband overheen. ‘Nein, antibiotica zijn niet nodig. Hoe lang geleden bent u ingeënt tegen tetanus?’
‘Geen idee. Dat kan ik thuis pas nakijken.’
‘U moet binnen 48 uur een prik als u niet ingeënt bent.’
‘Over twee dagen zijn we terug in Holland. Dat wil zeggen: als ik kan rijden. Kan ik rijden?’
De lapzwans haalt zijn schouders op. ‘Probeer het, zou ik zeggen.’
Ik bijt op mijn tanden en hou vol, op een mix van paracetamol, koffie en ’s avonds alcohol. Precies 47 uur na de beet meld ik me met een kloppende, vuurrode wond bij het ziekenhuis in Amsterdam. ‘Wát?’ zegt de arts geschokt. ‘Heeft mijn Duitse collega je geen antibiotica gegeven?! Het is hartstikke ontstoken! Ik geef je pillen, maar daar kan het best eens te laat voor wezen, en dan moet je aan het infuus. Ben je hier echt mee terug naar Amsterdam gereden?! Da’s knap…’
Vier jaar later staar ik naar mijn litteken, en denk ik aan al die motorrijders die in uitspanningen overal ter wereld naar het WK voetbal zitten te kijken. Mijn dringende advies: zachtjes juichen als er een hond in de buurt is. Of veiligheidshalve je motorpak aanhouden.
Zit je naast een kolossale Deense Dog met een truttige naam? Doe het dan allebei.