Geen strand, weinig nachtleven. Wel adembenemende natuur, en de vriendelijkheid van de bevolking is Pokon voor het gemoed. Welkom op Saba, binnenkort ‘bijzondere gemeente’ binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Maar wel met een duister randje. ‘De Colombianen brengen hier drugs en wapens.’

Door Boudewijn Geels

(gepubliceerd in HP/De Tijd, 14 mei 2010)

 

Kroonprins Willem-Alexander is verwekt op Saba. De bewoners van het minuscule partje Koninkrijk der Nederlanden in de Caribische Zee weten dat heel zeker. Het bewijs: prinses Beatrix en prins Claus bezochten tijdens hun huwelijksreis Saba, en negen maanden later werd Willem-Alexander geboren. Dat kan in werkelijkheid overigens ook best zeven maanden of een jaar later zijn geweest, maar zoiets moet je niet stukchecken.

En vooruit, Willem-Alexanders ouders deden dat jaar ook Sint-Eustatius aan, maar ook dat doet er niet toe. Volgens de overlevering is Willem-Alexander made in Saba, punt uit. De Sabanen zijn daar reuze trots op. Ze zijn namelijk dol op hun vorstenhuis.

Dat komt mooi uit, want per 10 oktober 2010 krijgen de eilanders het voorrecht daadwerkelijk te mogen meebetalen aan het in stand houden van de monarchie.

Strenge controles

Vanaf die datum is Saba namelijk een ‘bijzondere gemeente’ binnen het koninkrijk. Het land de Nederlandse Antillen wordt opgeheven. Curaçao en Sint-Maarten worden autonoom (Aruba is dat al sinds 1986), Saba wordt juist dichter bij moederland Nederland getrokken.

De nieuwe status brengt met zich mee dat elke Sabaan straks netjes belasting zal moeten betalen, met allerlei strenge formulieren en dito controles. En daar zien veel Sabanen, die, áls er al een keer een belastinginspecteur op de stoep stond, tot dusver vaak wegkwamen met een klagelijk ‘Ik heb geen cent verdiend!’, niet naar uit.

Je kunt hen dan ook – het is zelfs niet onvermakelijk – flink de stuipen op het lijf jagen door over ons belastingstelsel te vertellen. Openvallende monden. Grote ogen van schrik. “Wááát? Betaal jij in Nederland 52 procent belasting?! Dat kan hier écht niet! All the Dutch can take is pictures!

Vliegende doodskist

Teleurstelling: naar Saba vliegen is eigenlijk helemáál niet zo griezelig. Goed, het propellorvliegtuigje, met 23 piepkleine, krakkemikkige stoeltjes, oogt van binnen als een vliegende doodskist, en het dashboard van de piloten waarop je als passagier vrij uitzicht hebt, is van een Charles Lindbergh-achtige verfijndheid, maar de Twin Otter van Winair kiest zonder ook maar één verdacht trillinkje het luchtruim.

Na twaalf minuten tevreden gesnor is er dan het Enge Moment. Vanuit de rechterraampjes zie je een massieve rotspartij steeds dichterbij komen, zó dichtbij dat je elk moment een vonkenregen verwacht. Een paar tellen later landt de Twin Otter op de kleinste commerciële landingsbaan ter wereld: vierhonderd meter. Het toestelletje heeft er amper de helft van nodig.

De landing – de Winair-piloten faalden nog nooit – geeft het recht een mok met de tekst ‘I survived the Saba landing‘ aan te schaffen waarmee na thuiskomst de achterban kan worden geïmponeerd.

“Wauw, was die landing echt zo spannend?”

“Doodeng! We tuimelden bijna over de rand!”

Rotsachtig paradijs

The unspoiled queen,’ heet Saba op de kentekenplaten van zijn bevolking. Die koosnaam is terecht. Curaçao is relatief vlak, behoorlijk vervuild en tamelijk rauw. Sint-Maarten is erg toeristisch en met zijn vele casino’s en prostituees nogal sleazy. Het rotsachtige Saba is een waar paradijsje.

Vanuit de lucht gezien meet het eilandje slechts dertien vierkante kilometer. Dat is een derde van Schiermonnikoog, Urk is slechts één vierkante kilometer kleiner. Door de grote hoogteverschillen – remblokken slijten er vier keer zo snel als in Nederland – is de netto-oppervlakte van Saba echter heel veel groter. Je kunt je er makkelijk de blaren op je voeten lopen, en in het regenwoud op de flanken van slapende vulkaan Mount Scenery, met zijn 877 meter het hoogste punt van het koninkrijk, zijn zelfs mensen verdwaald.

De top van Mount Scenery is vaak omgeven door een ring van mist, hetgeen de berg een enigszins spookachtige uitstraling geeft. Lokale taxichauffeurs horen al jaren van toeristen dat Saba veel wegheeft van het dino-eiland in Jurassic Park. De chauffeurs vertellen dan dat de makers van de eerste King Kong-film, in de jaren 30 van de vorige eeuw, inderdaad het silhouet van Saba hebben gebruikt.

Taxichauffeuse Donna brengt de verslaggever naar diens logeeradres El Momo Cottages, een verzameling houten huisjes voor twee tot vier personen op een steile heuvel die Booby Hill heet. Het ritje duurt amper tien minuten. Donna rekent zeventien dollar. Dat riekt naar afzetterij, mede gezien het feit dat er nog twee mensen in de taxi zitten die óók moeten dokken. Leermoment: taxi’s neem je hier alleen op weg van en naar het vliegveld.

Meeneemgarantie

Verder is van A naar B komen nergens gemakkelijker en goedkoper dan op Saba. Moet je van Zions Hill (283 inwoners) naar de hoofdstad The Bottom (462 inwoners)? Dan steek je gewoon je hand op zodra er een auto nadert. In honderd procent van de gevallen zal de bestuurder je meenemen. Vaak zal hij zelfs bereid zijn om speciaal voor jou een stukje om te rijden.

“Alleen als je overduidelijk stomdronken bent, laten ze je staan,” zegt Andries Bonnema grijnzend. “Zelfs Sabanen houden niet van braaksel op hun achterbank.”

De 35-jarige eigenaar van El Momo Cottages is een van de twee Nederlandse ondernemers op Saba (de andere verhuurt eveneens houten minihuisjes). Bonnema kocht zijn nering, vlak bij het commerciële centrum Windwardside (418 inwoners), enkele jaren geleden voor ‘een heleboel geld’. “Geleend van de bank en van mijn moeder. Dan zit je dus niet te wachten op zoiets als een kredietcrisis, kan ik je zeggen.”

Even later verzorgt hij een ‘spoedcursus Saba’. Het eilandje is vermoedelijk ontdekt door Columbus, in 1493. Nadien verwisselde het veelvuldig van eigenaar. Spanjaarden, Fransen, Britten, Nederlanders: ze speelden er allemaal de baas. In 1816 kwam Saba definitief bij Nederland. De bevolking stamt vooral af van Zeeuwen, Ieren, Schotten en zwarte slaven. Op dit moment wonen er zo’n 1900 mensen op Saba, van wie er 450 studeren aan de Medical School. Het zijn vooral jonge Canadezen die in hun eigen land zijn uitgeloot.

Slechts drie achternamen

“Hoewel Saba Nederlands grondgebied is, hoeft je er niet op te rekenen dat ook maar iemand een woord Nederlands spreekt,” waarschuwt Bonnema terwijl hij een morsig stapeltje A4’tjes tevoorschijn tovert. “Kijk, dit is ons telefoonboek. Het is het meest overzichtelijke telefoonboek ter wereld. Eigenlijk staan er maar drie achternamen in: Johnson, Zagers en Hassell. En dan heb je natuurlijk alle mogelijke combinaties: Johnson-Hassell, Zagers-Johnson, Hassell-Zagers, enzovoorts. De Johnson-clan pakt het ‘t beste aan. Ze hebben zo’n beetje al het land in bezit, en daardoor het geld. Ze zorgen ook dat hun kinderen goed worden opgeleid op colleges in de VS. Dan krijg je hier al gauw een goeie baan en kom je in het bestuur.”

Saba heeft de toerist veel te bieden, stelt Bonnema: rust, schone lucht, overweldigend natuurschoon en prachtige duik- spots. Maar één ding heeft Saba helaas niet: een strand. “We hebben hier een piepklein strandje in het laagseizoen. Zodra het hoogseizoen aanbreekt, spoelt het weg.”

Crocodile James

Bonnema weet veel over Saba, maar hij kent iemand die echt álles weet over Saba. Hij is de officiële ranger van het National Park en heet James Johnson. Bijnaam: Crocodile James. De familie van Crocodile James – hij is vernoemd naar het Australische filmpersonage Crocodile Dundee; de gevaarlijkste beesten op Saba zijn zeer pacifistische leguanen – komt uit Mary’s Point, een afgelegen gehucht dat, zegt Bonnema, zo’n 65 jaar geleden is ontruimd omdat de stelselmatige inteelt leidde tot fascinerende lichamelijke afwijkingen. “Zo hebben we een ambtenaar van de burgerlijke stand die zes tenen heeft. Iedereen draagt hier slippers, dus je bent nooit het middelpunt bij je eigen huwelijk; iedereen zit naar haar tenen te staren.”

Overigens raadt Bonnema de bezoeker af om daar tegen Crocodile James over te beginnen. “Begin vooral wel over zijn mes. Als je daar iets aardigs over zegt, ben je zijn man. James heeft namelijk een groter mes dan Crocodile Dundee.”

Een half uur later arriveert Crocodile James, een afgetrainde eind-vijftiger met een honkbalpet. De ranger blijkt een beroemd man. “Ik heb al vaak in Nederlandse bladen gestaan.” Welke bijvoorbeeld? “Do you know Graasdoinen?” Het natuurblad Grasduinen? Johnson knikt. “They write about me all the time. En ik heb ook veel filmcrews rondgeleid.”

Hij vertelt uit zichzelf dat hij ‘uit Mary’s Point’ komt, een dorpje dat, zegt hij, in 1934 is ontruimd. Maar het woord inteelt noemt hij niet. “Het kwam door de erosie. Het werd er te gevaarlijk.”

Zeven ecosystemen

Johnson – hij is zijn mes helaas vergeten – leidt de gast rond over de smalle paadjes van het Sabaanse regenwoud. Door de vele Hollandse kamerplanten die hier opeens manshoge groeisels blijken te zijn, heeft de trip een hoog ‘Erik of het klein insectenboek’-gehalte. “We hebben hier zeven verschillende ecosystemen,” vertelt de gids enthousiast. “Zeven! Op zo’n klein eiland.” Hij benoemt alle planten en trekt een ‘Elephants Ear’ los. “This will make a funny picture.” Hij houdt het enorme blad voor zijn lichaam en moet er zelf hard om lachen.

“Wist je dat ik ook kroonprins Willem-Alexander en Máxima heb rondgeleid? Een half uur lang. Ze zeiden: ‘Dit was het hoogtepunt van onze reis.’ De paparazzi konden ons namelijk niet volgen met hun zware apparatuur. Leuke meid, die Máxima. Mooi ook. Ze heeft drie kinderen, hè? That proves my point, haha. Ook koningin Beatrix komt graag naar Saba. Ik heb haar al vier keer ontmoet.”

De Oranjes vinden Saba een paradijsje. En dat is het ook, zegt Johnson. Maar Saba heeft ook een andere kant. Een kant die de doorsneetoerist niet te zien krijgt.

‘Hero Brinkman had gelijk’

“Jullie parlementariër Hero Brinkman (van de PVV, red.) noemde de Antilliaanse bestuurders vorig jaar a bunch of crooks and thieves (een bende schurken), toch?” vraagt Johnson met twinkelende ogen. “Als Brinkman hiernaartoe komt, wil ik hem graag de hand schudden, want hij heeft groot gelijk. Ik spreek dan ook altijd van politricks in plaats van politics.”

Johnson heeft met eigen ogen gezien hoe politiemensen een lading drugs achterover drukten. “En twee jaar geleden kreeg mijn zoon ruzie in een disco. Hij trad er op als diskjockey. Toen er op de dansvloer werd gevochten, wilde hij, conform de voorschriften, het geluid wegdraaien. Zijn collega-dj, een jongen van Sint-Maarten, verbood hem dat. Mijn zoon deed het toch, want regels zijn regels. Sloeg die dj van Sint-Maarten hem vol in zijn gezicht! De twee agenten die die avond on duty waren deden niets, dus reed ik om half vier ‘s nachts naar het huis van hun chef. Ik zei: ‘Als jij je mannen niet hun werk laat doen, ga ik morgenochtend de Antilliaanse minister van Justitie bellen!’ Toen pas werd die dj opgepakt.”

Johnson zwijgt even, en schudt dan misprijzend het hoofd. “Een paar maanden later zag ik de tronies van die twee politiemensen op de voorpagina van de krant staan. Opgepakt wegens mensensmokkel.”

Wachten op een heterdaad

Andries Bonnema heeft gezegd dat je je auto op Saba nooit op slot hoeft te doen. “Er wordt hier namelijk niet gestolen.” Toch doet Johnson telkens zijn autoportieren op slot. “Er zijn hier jongeren die stelen,” bromt hij. “Wie het zijn? Er zijn vermoedens, maar je moet ze nu eenmaal op heterdaad betrappen.”

Als je erop let, zie je op Saba veel jonge jochies die zo uit de getto’s van Los Angeles lijken te zijn geteleporteerd. Potsierlijk wijde, afgezakte broeken. Grote baseballcaps. Gouden kettingen. De ‘Saba Posse’ noemt Bonnema de heren spottend. Het zijn volgens hem doodgewone Sabaanse jongeren die zichzelf, net als alle jongeren over de hele wereld, een ‘eigen’ identiteit proberen aan te meten.

Inderdaad lijken de jongens totaal niet agressief. Maar de volwassen gangsta in zijn paarse, opgepimpte auto met verduisterde ramen die continu het hele eiland rondrijdt (de verslaggever komt hem in vier dagen regelmatig tegen), oogt wel érg authentiek.

‘Colombiaanse vrouwen palmen ons in’

Ook komen er steeds meer Colombianen op het eiland, en die hebben geen beste naam. “Ik heb veel liever Hollanders erbij,” bromt Johnson. “Colombianen brengen drugs en wapens. Een tijdje geleden is hier op laffe wijze een leguaan gedood: ook door Colombianen. Een andere onrustbarende ontwikkeling is dat vrouwen uit Colombia en Santo Domingo de Sabaanse mannen inpalmen. Ze trouwen met ze, om na een paar jaar weer te scheiden. Krijgen zij de helft van hun bezittingen.”

Bonnema bevestigt dit verhaal. Met een diepe zucht: “Sabaanse mannen zijn een beetje, ehh, sukkelig. Die sluwe kortgerokte Colombiaansen weten dat en profiteren ervan.”

Op 10 oktober van dit jaar krijgt Saba zoals gezegd de status van ‘bijzondere Nederlandse gemeente’, een traject dat wordt begeleid door ex-minister van Defensie Henk Kamp. De als rechtlijnig bekend staande VVD’er is niet overdreven populair op het eiland, zeggen goed ingevoerde bronnen. Het grootste verwijt aan Kamps adres is dat hij nogal eens neerbuigend doet.

Nederlandse manier is niet altijd beter

Ook Steve Giles, een kortgeschoren Engelsman die toeristen begeleidt tijdens duiktochten – Saba staat in de mondiale top 10 van favoriete duikbestemmingen van gevorderde duikers – beziet de toenemende bemoeienis van de Nederlanders met de gang van zaken op Saba met het nodige wantrouwen.

“De Nederlanders willen de dingen op hun manier regelen, maar dat is niet altijd een bétere manier. Voorbeeld: Nederland wil het alarmnummer centraliseren. Als je panne hebt, moet je straks Bonaire bellen. ‘Waar staat u precies,’ vragen ze dan. ‘Bij Ed’s house,’ zeg ik dan normaal gesproken. ‘Mag ik straat en huisnummer?’ vraagt zo’n man dan. En dan zeg ik dus: ‘Dat weet ik niet!’ En zo is het: iedereen op Saba weet waar Ed’s house is, maar welke straatnaam er in vredesnaam bij hoort?! De Nederlanders gaan hier de bureaucratie invoeren. Ik denk dat de Sabanen het ook helemaal niet leuk vinden dat de Nederlanders hun gaan vertellen wat ze moeten doen.”

Praatje met Beatrix

Aan de bar van het nogal shabby Chinese restaurant in The Bottom hangen een blanke en een zwarte Sabaan. De eerste is tuinman van het museum, zijn metgezel is brandweerman. Ze willen best vertellen in hoeverre ze zich Nederlander voelen: niet. Maar, en dat zeggen álle Sabanen, Beatrix is wel honderd procent hún koningin.

Dat kan er iets mee te maken hebben dat waar 99,9 procent van de Nederlanders Beatrix nog nooit in levenden lijve heeft gezien, voor de eilanders het omgekeerde geldt. De blanke Sabaan: “Als Beatrix op het eiland is, kun je haar onmogelijk níet zien. Met een beetje mazzel maak je zelfs een praatje met haar.”

Hij vermoedt dat Beatrix zich hier ook veel meer op haar gemak voelt dan in Nederland. De zwarte Sabaan knikt: “Daarom vond ik het ook zo raar dat Willem-Alexander een vakantiehuis in Mozambique kocht. Híer moet hij zijn.”

“Eigenlijk wel, maar dan wordt het hier wel veel drukker,” tekent zijn vriend daar bij aan. “Saba moet the unspoiled queen blijven.”

Mooi gezegd. Hoe heten de heren eigenlijk?

De blanke: “James Hassell.”

De zwarte: “James Hassell.”