Hij is de ultieme uitdaging voor zéér vergevorderden. PowNeds Rutger Castricum over goede, slechte en hopeloze voorlichters. ‘Je neemt toch ook geen penalty als je denkt: die ga ik missen?’ Gedetailleerde analyse van een pr-nachtmerrie in Osdorp.

door Boudewijn Geels

Gepubliceerd in: vakblad Communicatie, mei 2016

 

‘Rob Dijkstra, wie is dat?’*

De naam van zijn laatste slachtoffer doet bij Rutger Castricum niet meteen een belletje rinkelen.

De casus doet dat wel.

Stadsloket Osdorp, maart 2016. Een interne mail van een leidinggevende over een kledingcode: geen korte rokjes en geen knielaarzen. Deze volgens velen bizarre bemoeienis met wat ambtenaren in Amsterdam-West dragen wordt een relletje. En dan kun je er donder op zeggen dat Rutger Castricum (Den Haag, 1979) extra olie op het vuur komt gooien.

Gezeten in het restaurant om de hoek van de PowNed-redactie aan de Amsterdamse Vliegtuigstraat kijkt Castricum het filmpje een maand later terug op de telefoon van de interviewer. Het patroon is vertrouwd.

Er is allereerst de inleiding van Castricum die de kijkers vrolijk-verbaasd vertelt wat er nú toch weer aan de hand is. ‘Amsterdam is de stad waar zogenaamd alles kan en alles mag. Maar het is vanaf vandaag ook de stad waarin je als ambtenaar niet zomaar meer naar je werk kunt in korte rokjes’. Hij stapt het Stadsloket binnen en spreekt een medewerkster in lange broek aan. ‘Werkt u hier ook? U bent netjes gekleed.’

Er is zoals altijd de beveiliger die een blok zet. Hand voor de camera. ‘U mag binnen niet filmen.’

Er is een ietwat gejaagde mevrouw die stelt dat ze niet gefilmd wil worden en zegt dat Rutger moet gaan zitten. Castricum: ‘Wie ben jij dan?’ Zij: ‘Dat doet er niet toe. Ik ben niet de voorlichter. Ik wil u vragen om plaats te nemen. Anders wil ik u vragen om het pand te verlaten.’ Castricum staakt de beschietingen voorlopig. ‘Wij wachten even op iemand die hier komt.’

De gemeente stuurde Rob Dijkstra.

 

We zien een slanke man komen aanlopen, met zijn telefoon tegen zijn oor. Die gaat uit, de muts gaat af. Er verschijnt een vriendelijk, kalend hoofd.

Castricum: ‘U bent de voorlichter?’ ‘Ja,’ antwoordt Dijkstra, die nog even op zijn telefoon kijkt. Hij lijkt nog niet helemaal bij de les.

Castricum: ‘U komt helemaal hier naartoe vanaf een andere plek met een taxi?’ ‘Ja.’ Weer kijkt Dijkstra even op zijn telefoon. Hij ziet er niet ontspannen uit.

Castricum: ‘Waarom? Wat is hier allemaal aan de hand?’

Dijkstra kijkt weer op zijn telefoon, steekt hem in zijn binnenzak. ‘Ehh, excuus hoor.’ Hij loopt weg om zijn jas weg te leggen. Er is nog niets echt misgegaan, maar langs de kuiten van de kijker kruipt een ongemakkelijk gevoel omhoog.

Dan staat Dijkstra toch voor de camera. Castricum: ‘U weet wat er aan de hand is hier? Er is een teamchef die…’ Maar Dijkstra kijkt om onverklaarbare reden de andere kant op. Castricum: ‘Eh, hallo, ik sta hier hoor.’

De kijker weet: dit wordt een Ella Vogelaartje.

 

BG: Allereerst: heb je officieel het recht om in zo’n Stadsloket te filmen? Het is een openbaar gebouw.

RC: ‘Het is denk ik net als met dit restaurant: als de bedrijfsleider niet wil dat ik film, mag het niet. Hier nam de beveiliger allereerst de bezoekers in bescherming.’

Dan ga jij dus door. Handen voor de camera zijn spannende tv.

‘Je ziet ook dat ik netjes stop met filmen. Als zij zeggen: “We gaan iemand voor je halen”, wat heb ik er dan aan om door te gaan? Dat is ook een fair deal. Als er echt iemand komt om het uit te leggen, prima, kom maar.’

Kun je als iemand komt aanlopen al inschatten wat voor gesprek het wordt? Of de persoon in kwestie nerveus is?

‘Nee. Na twee zinnen kan ik dat wel. Nu dacht ik: wat is dit? Want dit heb ik nog niet zo heel vaak meegemaakt.’

Er kwam een woordvoerder. Niet de persoon die de interne mail had gestuurd.

‘Die teamleider was er niet, hoorde ik.’

Zat ze niet boven op de wc met de deur op slot?

‘Ik heb begrepen dat ze thuis was. Dus wilde ik haar leidinggevende spreken. Die kwam ook niet, al zien we hem later wel in een deuropening staan. Hij wilde met me praten, maar alleen zonder camera. Dat weeg ik dan af. Ik maak tv en moet het hebben van beeld. Als ik alleen buiten de camera met iemand kan praten en zo iets toevoeg aan het item… Maar dat komt maar heel zelden voor.’

Als er helemaal niemand was gekomen om je te woord te staan, was je dan net zo lang doorgegaan tot je genoeg had voor een item?

‘Ja. Maar dat gebeurt nooit.’

Er komt altijd iemand?

‘Tuurlijk. Het is tenslotte de gemeente. Ze hebben iets uit te leggen en dat weten ze.’

 

We gaan door met het filmpje. Na zijn terechtwijzing inzake het de andere kant opkijken grijnst Dijkstra schaapachtig. Hij slikt moeilijk. Castricum zegt wat de teamchef intern heeft gemaild aangaande de laarzen en rokjes en duwt de roze plopkap voor Dijkstra’s neus. Dijkstra: ‘Ehh, ja, ehh, dat heb ik gelezen.’

Castricum: ‘Maar hoe haalt zo’n teamchef dat in z’n hoofd?’

De voorlichter: ‘Nou, we proberen natuurlijk voor onze bezoekers om er representatief en professioneel uit te zien. Ehh, officieel zijn er geen kledingvoorschriften voor ehh, de medewerkers.’

Castricum, een stuk agressiever: ‘Toch is er een teamchef die zegt: “Jij gaat niet in een korte rok en met knielaarzen lopen.” Dan ben je toch helemaal van de wereld?! Zo iemand stuur je toch gelijk de laan uit?!’

Tegen deze benadering is Dijkstra duidelijk niet opgewassen. Hij schudt verbijsterd het hoofd. Zegt ‘Nou ja.’ Haalt zijn schouders op. Slikt weer. ‘Ja, ehh, dat is een mening, ehh…’

Castricum: ‘Vindt u dat niet?’

Dijkstra: ‘We hebben geen ehh, we hebben geen ehh, we hebben geen officiële kledingregels, maar we hebben wel de regel dat medewerkers er professioneel en representatief uit moeten zien.’

 

BG: Dijkstra kon hier misschien ook niet zoveel toevoegen aan wat die teammanager van dat kantoor had geschreven.

RC: ‘Hij had in ieder geval een eerlijk verhaal moeten vertellen over hoe dat daar gegaan is. Achteraf begreep ik dat die teammanager die mail op eigen titel had verstuurd. Dan kun je gewoon zeggen: “Dit is niet het beleid van de gemeente.” Mijn vervolgvraag is dan natuurlijk wel: wat gebeurt er met die mevrouw? Moeten we dat willen, iemand met zulke opvattingen als teammanager bij de gemeente? Als voorlichter antwoord je dan: “We gaan met haar in gesprek en als we daar niet uitkomen moeten we misschien maar eens uit elkaar.” Dan hou een goed, stevig verhaal.’

Op dit moment monteer je een VVD-politica het item in: Marja Ruigrok. ‘Ik heb echt gedacht, wat een gekkigheid, dit kan niet waar zijn,’ zegt ze. Dat is goed voor jouw autoriteit.

‘Het is altijd goed om het breder te trekken. Te laten zien dat ik niet de enige bent met die vraag.’

Ruigrok is duidelijk gretig om te vertellen dat ze het roerend met je eens is, hè? Profileermomentje.

‘Ze is een politica, dus tsja.’

Ruigrok mocht als politica echt iets vinden. Voorlichters mogen dat zelf vaak niet.

Castricum leunt opeens naar voren. ‘Wie zegt dat? Van wie niet?’

Voorlichters moeten de boodschap van de organisatie uitdragen.

De man die sinds begin 2015 ook de talkshow Studio PowNed presenteert schudt het hoofd. ‘Hier gaat het dus heel vaak fout. Precies hier! Natuurlijk is je hoofdtaak de gedachte van het bedrijf of de gemeente uitdragen. Maar hou alsjeblieft niet op met zelf ook mens te zijn, na te denken en dingen te vinden.’

Of word geen voorlichter.

‘Ik ontmoet regelmatig voorlichters die zeggen: “Dat kan ík wel vinden, maar ons bedrijf vindt iets anders en dat kom ik jou vertellen.” Dan denk ik: nou oké, dat is tenminste eerlijk.’

Maar dat doen ze niet voor de camera.

‘Soms wel hoor. Kijk, ze gaan er natuurlijk nooit 180 graden tegenin. Je moet wel staan voor de boodschap die je uitdraagt. Maar er is een best manier te vinden waarop je gewoon jezelf blijft, lijkt me. Vraag je van tevoren af: hoe vertel ik het verhaal zo dat ik me daar lekker bij voel en er misschien nog wel een grap bij kan maken ook.’

Bij bedrijven en organisaties wordt heus wel vergaderd: hoe gaan we dit doen? Hoe spinnen we dit?

‘Maar vaak wordt vergeten dat het verhaal ook dicht bij zo’n voorlichter zelf moet liggen. Als jij denkt: wat een gelul, dan ga toch in gevecht met je werkgever? Zo van: “Leuk allemaal, maar als we dit aanpassen en dit weglaten is het A. geloofwaardiger en B. kom ik er dan lekkerder mee weg.” Want je bent in feite de presentator van dat bedrijf. En een presentator kan alleen geloofwaardig een boodschap uitdragen als die dicht bij hemzelf ligt.’

Wat helpt is voldoende voorbereidingstijd. En die geef je mensen niet of nauwelijks.

‘Luister, dat gedoe in Amsterdam-West speelde al een dag. Andere verhalen spelen vaak ook al enkele uren. Dan moet je er klaar voor zijn. In Osdorp hadden ze AT5 al over de vloer gehad, en Hart van Nederland. Dan zegt zo’n directeur: “Ik wil even met jullie praten zonder camera.” AT5 doet dat. Dan denken ze in Amsterdam-West: ha, opgelost! Nou, bij mij werkt dat dus niet. Als er zoiets speelt zet je er toch je beste voorlichter op? “Jij gaat naar dat gemeenteloket want het wordt een drukke dag. Zet hem op.” Dan pleur ik echt van mijn stoel als iemand van drie kwartier verderop moet komen met een taxi en dan ook nog eens geen verhaal heeft.’

Onprofessioneel?

‘Dan laat je als organisatie op zijn minst wat steken vallen, ja.’

Misschien moet je ook gewoon een beetje in vorm zijn als jij daar binnenstapt met je bazooka.

Castricum heeft zijn handen ten hemel. ‘Ja, maar dat is dan toch ook effe je vak! Als je je dag niet hebt, moet je zeggen: “Iemand anders moet het maar effe doen.” Je neemt ook geen penalty als je denkt: die ga ik missen.’

In 2013 wilde je de Tweede Kamer-inspectie van een Fyra-trein bijwonen. Beveiligers probeerden je tegen te houden, wat kolderieke beelden opleverde. Er kwam ook een voorlichter die gedecideerd vertelde dat je er niet inkwam. Dat mocht je gerust vervelend vinden maar dat was verder jouw probleem, zei hij. Daarna ging hij weer. Is dat hoe het wél moet? 

‘Haha, die beveiligers gingen me zogenaamd arresteren. Top! Die voorlichter was volgens mij redelijk stevig ja. Hij deed duidelijk zijn verhaal en vertrok. De rest lossen die jongens maar op, dacht hij. Verstandig, want anders was mijn dansje met die beveiligers alleen maar pijnlijker geworden. Je bent als vertegenwoordiger van het bedrijf dan toch ook een soort autoriteit.’

De methode-Andreas Kinneging hoef je van voorlichters gelukkig niet te vrezen. De hoogleraar rechtsfilosofie annex gewichtheffer werkte je in 2012 hardhandig zijn portiek uit.

Castricums gezicht betrekt. ‘Mijn manier van werken roept positieve maar ook negatieve reacties op, dat begrijp ik best. Maar ik vind nog steeds dat Kinneging een grens over ging door fysiek te worden. En ik ben niet de enige die dat vindt.’

 

Terug naar het rokjesgate-filmpje. Nadat de VVD-politica heeft mogen zeggen dat ze bij de interne mail over het rokjesverbod ‘eerst aan een 1 april-grap dacht’, zien we Castricum weer tegenover Dijkstra staan. ‘Vindt u die mail goed of fout?’ vraagt de interviewer op indringende wijze.

De voorlichter, toch weer wegkijkend en moeilijk slikkend: ‘Mijn antwoord is dat we ehh, de regel hebben dat mensen er professioneel en representatief uitzien en…’

Castricum zet een machtig wapen in: hij trekt zijn microfoon terug. ‘Nee, dat vraag ik niet! Is die mail die gestuurd is goed of fout?’

Dijkstra slikt weer moeilijk. Schudt het hoofd. Kijk naar het plafond. Probeert tijd te winnen door de vraag te herhalen: ‘Is die mail…’

Castricum: ‘Komt u nou helemaal hier naartoe om mij niks te vertellen? Wat is dit voor een raar gedoe?!’

Dijkstra, bijna smekend: ‘Een beetje vriendelijk alstublieft.’

Even later volgt de voorlichter Castricum totaal murw naar de balie. De interviewer tegen een medewerkster: ‘Deze meneer wil effe je rok zien.’

 

BG: Je slachtoffer ligt bloedend op de grond. Toch ga je nog een tijdje door – zij het gelukkig voor hem niet zo lang als bij minister Ella Vogelaar in 2008. Maar de boodschap is toch al duidelijk?

RC: ‘De boodschap is níet duidelijk!’

De boodschap is: deze meneer komt er niet uit.

De boodschap is misschien veel meer dat het gemeenteloket er niet uitkomt. Ja, de mensen thuis zien een voorlichter dichtklappen. Maar de kern is dat de gemeente zich er geen raad mee weet. Dan gaat het van kwaad tot erger, want dan zeg ik: “Oké, als die mail zo heel normaal is, laten we dan dat rokje eens even opmeten.” Dat had ik nooit gedaan als Dijkstra met een verhaal was gekomen.’

Dat verhaal had moeten zijn: ‘Dit was gewoon een rare mail’? Het rokjesverbod werd na de rel inderdaad meteen ingetrokken.

‘Klopt. Dijkstra had moeten zeggen: “Het was een mail gestuurd door één persoon. Wij staan er als gemeente niet achter en we gaan eens praten met die mevrouw.” Echt, het is geen hogere wiskunde.’

Je hebt wel gekregen wat je wilde.

Ik had een stamelende voorlichter, maar nog steeds geen antwoord op mijn vraag.’

Je had iets beters: leuke tv.

‘Het is leuke tv, ja.’

Dat weet jij op zo’n moment ook.

‘Tuurlijk.’

En jij monteert het item, dus de geïnterviewde verliest altijd.

‘Dat is niet waar. Als iemand – Alexander Pechtold bijvoorbeeld regelmatig – ad-remmer is dan ik, zend ik dat óók uit.’

 

Wanneer ontstond jouw aversie tegen voorlichters? Of heb je die niet?

‘Een beetje wel, ja. Al vanaf het begin. Het komt ook door hun houdinkjes en maniertjes. Vaak heel onhandig; ze maken de situatie vaak alleen maar moeilijker en erger. Ingrijpen waar dat niet hoeft. Wild staan te bewegen.’

Hoe is jouw relatie met voorlichters?

‘Die is er niet. Voor mij zijn ze lucht. Tenzij ze rare dingen doen, dan betrek ik ze in het filmpje. Als ze ervoor gaan staan wals ik over ze heen. Dan heb ik ook echt geen flikker met ze te maken.’

Jij doet geen zaken met voorlichters, punt?

‘Op het Binnenhof soms wel, als ik een politicus voor de camera wil. Zodat ik niet drie uur voor een deur hoef te staan posten en hem dan toch wel heb. En soms laat ik de redactie bellen: “Rutger wil jouw politicus straks iets vragen over dit filmpje.” Dus ik ben niet helemáál een ongeleid projectiel.’

Afgelopen januari had je frictie met de PVV.

‘Viel wel mee joh. Een Belgische PVV-voorlichtster weet nooit zo goed hoe ze met ons moet omgaan. Ik had Wilders kritisch geïnterviewd. Hij wilde als Partij voor de Vrijheid namelijk alle mannelijke asielzoekers preventief opsluiten. Toen zei die voorlichtster: “Wij gaan voorlopig met jullie oppassen.” Zoiets melk ik dan meteen uit, via een tweet. Die werd vervolgens nieuws. Voor mij is dat ook het enige middel om tegen een voorlichter te kunnen zeggen: back off!’

Met name Haagse journalisten worden nogal eens voorlichter. Vind jij daar iets van?

Schouderophalend: ‘Het is een vrij land. Journalisten die zeggen: “Zoiets kan niet want wij zijn de waakhonden van de democratie”, zijn zelf niet zo gezegend met dit soort aanbiedingen.’

Zie jij het jezelf op enig moment doen?

‘Weet ik niet. Het zou kunnen. Nu zie ik het totaal nog niet voor me, maar ik heb dus geen principiële bezwaren. Als ik er veel geld mee zou kunnen verdienen…’

Word je vaak uitgenodigd door bijvoorbeeld communicatieopleidingen?

‘Heel vaak. Maar ik doe het nooit. Geen zin in.’

En als je geld voor krijgt?

‘Dan wil ik er over nadenken.’

Een gastcollege voor vierdejaars voor 300 euro?

“Dan kom ik niet. Er moet een nulletje bij, haha.’

Jouw bijzondere gesprek met voorlichter Dijkstra staat nog heel lang op internet. Geen aanbeveling als hij ergens anders aan de slag wil. 

Nee. En dat vind ik lullig voor die jongen, maar het is op zo’n moment wel effe je vak.’

Heb je nog met hem nagepraat?

‘Ik vertelde hem eerlijk dat ik hem een hemeltergend slechte voorlichter vond. Tsja, ik kon moeilijk zeggen: “Joh, goed gedaan!”’

Wat antwoordde Dijkstra toen?

‘Ik denk dat hij het zelf ook wel zo voelde. En toch, als je hem zo voor de camera ziet staan, weet je: dat is een heel aardige man die geen vlieg kwaad doet. Maar ja, hij moet wel dit verhaal uitleggen. En dan is het net als met Ella Vogelaar: als het je beroep is, waarvoor je wordt betaald…’

Dan heb jij geen enkel medelijden?

‘Dan heb ik geen enkel medelijden.’

(*De naam Rob Dijkstra is op verzoek van de voorlichter gefingeerd, vanwege genoemde ‘eeuwige vindbaarheid’ op internet)