Je hebt het, vind je zelf, prima gedaan als vader. Leuke vakanties, altijd fijne verjaarspartijtjes. Heeft je kind vooral de keer dat je ontbrak onthouden. Familietherapeut Else-Marie van den Eerenbeemt over goede, slechte, dwaze en afwezige vaders. ‘Iederéén is weleens in de steek gelaten.’

door Boudewijn Geels

(gepubliceerd in HP/De Tijd, juni 2013)

Ze is de pensioengerechtigde leeftijd al twee jaar voorbij, maar het vak is veel te boeiend om jezelf vanwege zoiets triviaals aan de zijlijn te parkeren. Else-Marie van den Eerenbeemt (Den Bosch, 1946) is al vele jaren ’s lands bekendste familietherapeut, publicist en onderzoeker op het gebied van ouder-kindrelaties. Ze ontvangt in de keuken van haar huis aan de Prinsengracht. Haar echtgenoot Dick Schlüter deed open en komt tijdens het interview dossiers brengen. De twee vormen al vele jaren een goed op elkaar ingespeeld duo. Samen hebben ze een onderzoeksbureau, waarvan zij het boegbeeld is.

Van den Eerenbeemt draagt een korenblauw Chanel-jasje en een parelketting. Ze is altijd al het bewijs geweest dat een therapeut geen Sociale Academie-uitstraling hoeft te hebben. Ze heeft iets moederlijks, glimlacht veel, maar is streng als blijkt dat de recorder van de verslaggever buiten haar medeweten al twee minuten loopt. “Daar hou ik niet van!”

Vaders zijn zo ongeveer haar favoriete studieobject. Met genoegen ziet de 67-jarige therapeute, zelf moeder van twee zonen en aanstaand grootmoeder, de vaders van nu op hun pappadagen met hun baby’s tegen hun borst sperziebonen afwegen in de supermarkt. Er is, constateert ze, veel veranderd sinds de tijd dat ze zelf kind was.

Is de moderne, hoogopgeleide bakfietsvader ‘uitontwikkeld’ als vader? 
“Ha, we zullen zien wat hun kinderen later over hen te zeggen hebben.”

Zelf vinden die jongensachtige mannen die lekker met hun kinderen mee ravotten in de speeltuin en de juiste balans tussen vrij laten en grenzen stellen menen te hebben gevonden van wel.
“Tja, als ouder denk je in principe altíjd dat je het juiste doet, anders zou je het wel anders doen, nietwaar? Maar iedere vader kijkt ‘achterom’ naar zijn eigen jeugd, en doet dingen die zijn eigen vader met de beste bedoelingen deed juist tegenovergesteld. Daar kunnen later dan weer verwijten van komen.”

Tot verbazing van zo’n vader?
“Sterker: tot verbíjstering van zo’n vader. En vaak ook tot schrik. Of zelfs tot boosheid.”

Valt wat er is misgegaan vaak te herleiden tot de denkbeelden die de betreffende generatie vaders destijds had?
“Dat komt inderdaad voor, maar ieder mens is natuurlijk verschillend. Hét grote punt is dat ouders en kinderen gebeurtenissen in het familieleven heel anders beleven en, vooral, onthouden.”

Dit interview komt in onze generatiespecial. Dus meteen maar de hamvraag: welke generatie vaders heeft het ‘t beste en welke ’t slechtste gedaan?
“Dat zou je aan sociologen moeten vragen die hier langdurig onderzoek naar hebben gedaan. Ik zou het niet durven zeggen. Iedere generatie heeft zijn eigen pijn en eigen geluk, zijn eigen betrouwbare én onbetrouwbare vaders. Mijn vader was er zelden. Zo ging dat toen nu eenmaal. Toch heb ik een heerlijke vader gehad. Hij beschouwde zijn dochters als parels. Hij was er als het moest, en, heel belangrijk, ik voelde me volkomen veilig bij hem. Het zit hem dus niet per se in het aantal contacturen.”

Maar het bestaande beeld dat de vaders van de babyboomers primair voor de centen, onderdak en veiligheid zorgden, klopt dus?
“Grosso modo wel. De oorlog is altijd de cesuur, hè. En veel vaders van die generatie zijn in armoede opgegroeid. Ze zijn ook echt nog allemaal in dienst geweest. Riepen ze verwijtend tegen hun babyboom-zonen die de dans waren ontsprongen: ‘Er is nooit echt een man van je gemaakt.’ Zo’n vader was dan opgeklommen via een avondstudie, en zei: ‘Kijk eens wat ík er allemaal voor over heb gehad!’ Strenge vaders waren dat dus vaak, die hoge eisen stelden aan vooral hun zoons. Want hun dochters gingen als ze eenmaal kinderen hadden natuurlijk thuis zitten. Mijn vader viel dan ook bijna van zijn stoel toen hij mijn broer met een kinderwagen de kamer zag binnenkomen.”

Was het vooral verbazing of afkeuring?
“Gelukkig dat eerste. Hij zag iets nieuws! Als hij had meegemaakt hoe mijn man Dick en ik het vervolgens hebben gedaan – ik ben de jongste van elf kinderen, mijn moeder was 45 en mijn vader 46 toen ik kwam – was hij helemáál verbaasd geweest. Wij deden echt álles samen.”

Gevolg van die strenge opvoeding: de babyboom-ouders lieten hun eigen kinderen lekker vrij.
“Als ze terugkijken zijn ze daar nu vast enorm trots op: ‘Ik heb mijn kinderen niet onder druk gezet.’ Maar veel vaders van die generatie hebben het volledig laten afweten. Zijn in rook opgegaan. Te veel met zichzelf bezig, met zen, alcohol of erger. De onuitgesproken druk op een kind kan bovendien nog veel groter zijn. Een babyboom-vader zei hier laatst over zijn zoon: ‘Wat moet ik nou met hem bespreken? Hij heeft geen opleiding.’”

Wat deed u toen?
“Ik ben een verbindend element gaan zoeken. Dat werd een huisje aan het strand, waar de zoon voortdurend verblijft en vader komt logeren als hij moe is of zo. En zie: voor het eerst hadden ze spanningsvrije weekenden daar aan zee. Ik zoek, kortom, net zo lang tot ik iets heb waarmee vader en zoon allebei tot hun recht komen.”

Hebben vaders en dochters in uw beleving minder vaak problemen dan vaders en zonen?
“Ja. Een zoon is toch nog steeds vaders visitekaartje. Er worden, al dan niet dwingend zo uitgesproken, prestaties verwacht. Bij dochters zit daar veel minder druk op. Dochters die carrière maken hebben vaak een heel goede relatie met hun vader. Die heeft hen altijd op een leuke manier gestimuleerd om te zijn wie ze zijn, en nu willen ze hun vader laten zien wat ze kunnen. Dat doen ze vaak námens hem, hoor je ze ook vaak zeggen. Zo van: ‘Mijn vader had de politiek in gewild, nu heb ik dat voor hem gedaan.’ Bij zulke dochters speelt ook vaak mee dat ze het offer van hun moeder, die veel minder carrièrekansen had, niet hebben kunnen verdragen. Moeders en dochters, dat blijft een eeuwig spanningsveld. Vaders en dochters zijn wat dat betreft onbelaster.”

Tot die dochters in de puberteit komen.
“Dan ontstaat er juist vaak strijd met de moeder. Het woord ‘vader’ betekent letterlijk ‘omheining’. Ja, van haar eerste vriendje zul je nachten wakker liggen, maar als je zegt: ‘Als je in gevaar bent, bel mij, ik kom je altijd halen’, ben jij die omheining. Ik ken een huisarts die midden in de nacht zijn dochter ophaalde uit de Escape. Wachtte hij in de auto in zijn pyjamabroek. Haar vriendinnen zouden meerijden. Die dochter riep: ‘Ik stap niet in, ben jij nou gek?!’ Pa antwoordde: ‘Oké, ga maar lopen, dan rij ik wel zachtjes achter jullie aan.’ Als ze oud is, zegt ze: ‘Mijn vader stond daar toch maar. Ik wilde niet instappen, maar hij wás er wel.’”

Je moet je kind ook loslaten, hoor je dan vaak.
Met een vies gezicht: “Onzin! Je kunt niet het liefste wat je hebt loslaten. Je moet verbonden zijn met je kinderen en ze daardoor vrij kunnen laten. Loslaten is quatsch.”

Zijn dochters die carrière hebben gemaakt voor hun vaders inmiddels even veel waard als zoons?
“Nog niet helemaal, helaas. Die documentairemaker met die lijzige stem, juist, Frans Bromet, heeft ‘Bromet & dochters’ op zijn visitekaartje staan. Veel ondernemers hebben daar moeite mee. ‘Op die vrachtauto’s staat al vijf generaties Jansen en zoon,’ hoor ik dan. Dan antwoord ik: ‘Ja, maar uw zoon wil het niet. En uw dochter is nu helemaal de opvolger. Ze heeft net Nijenrode gedaan.’ Dat weet zo’n man dan ook wel, maar als puntje bij paaltje komt prevaleert toch het gevoel van teleurstelling over de zoon.”

Van den Eerenbeemt, voormalig adviseur van de Nederlandse Gezinsraad, deed de voorbije decennia veel studie naar gescheiden ouders en hun kinderen. De omgang tussen zulke ouders blijft een punt van zorg. Daarom heeft ze het ‘Contract van verbondenheid tussen ouders en kinderen’ ontworpen, dat onder meer door Centra voor Jeugd en Gezin en door echtscheidingmediators wordt gebruikt.

“Wij (de ouders) geven jullie (de kinderen) alle ruimte zowel van jullie vader als moeder te houden,” staat onder meer in het contract. “Jullie zijn vrij beiden te ontmoeten en met hen vreugde en verdriet te delen.” En: “Wij ondersteunen elkaar in het moederschap en het vaderschap. Wij zullen jullie niet betrekken bij ruzies of conflicten tussen ons. Ook laten we ons niet negatief uit over elkaar in jullie aanwezigheid.” Kinderen van gescheiden ouders, een die groep in omvang blijft toenemen, zijn nooit gebaat bij het afsnijden van een van de ouders, licht Van den Eerenbeemt haar contract toe. “Opgroeien zonder je vader is iets heel ergs. Er kunnen geweldige stiefvaders komen, waarvoor alle lof, maar dat is iets anders dan je eigen vader.”

Zit hem dat in de bloedband?
“Ik spreek liever over het delen van dezelfde familiegeschiedenis. Het zijn de grootouders en overige familie die ook onderdeel uitmaken van jóuw leven. Een van de mooiste joodse uitdrukkingen is: ‘In het leven ben je alleen zeker van je moeder.’ Ook adoptiekinderen vragen altijd het eerst naar hun moeder. Een kind weet immers: daar heb ik negen maanden kost en inwoning gehad. Maar horen dat je vader je echte vader niet is, voelt alsof je in een ravijn stort. Een man schreef me: ‘Ik wist opeens niet meer wie ik zelf was, maar nog erger vond ik het voor mijn kinderen.’

“Voor dochters zijn vaders, die dat nogal eens onderschatten, helemáál van levensbelang. Vaders zijn hun eerste grote liefde. Haar beeld van wat een vader is, van wat een man is zelfs, wordt uiteraard grotendeels bepaald door wat een dochter daar als kind zelf van ziet. De moeder speelt hierin een sleutelrol. Als een kind opgroeit met een inktzwart beeld van haar vader – bijvoorbeeld: ‘Dat is de grote man die iedereen in de steek liet’ – heeft dat enorme invloed op hoe ze later zelf een relatie ingaat. Als dat niet bij elkaar komt in zo’n kind, blijft het haar hele leven lang zoeken en twijfelen, en is het later enorm wantrouwig in haar eigen relaties.”

Kunt u een voorbeeld noemen dat u echt heeft geraakt? 
“Een vrouw vertelde laatst: ‘Ik heb mijn vader sinds mijn zesde nooit meer mogen zien, maar ik heb wel mijn zoontje naar hem vernoemd.’ Ik vroeg: weet hij dat hij opa is? ‘Nee, ik weet niet waar hij woont, hij is naar het buitenland gegaan,’ was het antwoord. Zo sterk is dus het verlangen om die beide ouders in jezelf te verbinden. Deze vrouw had goede herinneringen aan haar vader, met name aan het samen fietsen – dat is trouwens iets dat je erg vaak hoort. Ze wilde haar vader eren via haar zoontje. Ik zei: zorg ervoor dat je vader dit te horen krijgt. Want inzicht is belangrijk, maar actie ondernemen nog veel belangrijker.”

Waarom deed ze dat niet uit zichzelf als ze zulke goede herinneringen aan haar vader heeft?
“Uit loyaliteit aan haar moeder. Die had haar altijd op afstand van de vader gehouden. Zelfs nu haar moeder onlangs is overleden, wilde ze loyaal blijven. Daarom waarschuw ik vaders ook altijd die zeggen: ‘Ik wacht wel tot mijn kind volwassen is, dan komt het vanzelf naar me toe.’ Nee! Het verbod van de moeder weegt zo zwaar dat kinderen dat vaak niet kunnen. Als je je hele jeugd hebt gehoord dat hij niet deugde, voelt het als ontrouw aan je moeder: ‘Die heeft er toch maar alleen voor gestaan, die ga ik niet verraden.’ Ik ben er dus heel fel op dat er geen ouder wordt verstoten. Een cruciale stelregel van mij is: bewaar de trouw van kinderen aan beide ouders. Het is voor kinderen van groot belang dat béide ouders er zijn.”

Zien rechters dat in voldoende mate in?
“Er zijn kinderrechters die dit heel goed zien. Anderen hebben zoveel dossiers op hun bureau dat ze gewoon het advies van de Raad voor de Kinderbescherming volgen: ‘Voor de rust van het kind is het niet goed dat het de vader ziet.’ Ik zeg: wélke rust?!”

Is dit een verwijt aan het adres van de Raad voor de Kinderbescherming?
“Nou, verwijt, deze dingen gebeuren soms, ja. De protocollen en bureaucreatie kunnen zo verstikkend zijn dat niemand er meer doorheen komt. Ik vind: er moet altijd een deur open blijven naar de andere ouder. Als een vader vertrekt, is zijn kind ongerust over hem. Mag het kind dan bellen: ‘Pap hoe gaat het?’ Mag de vader zijn kind bellen?” 

En als die vader echt gevaarlijk is? Daar zijn gruwelijke voorbeelden van.
Met een diepe zucht: “Natuurlijk moet je dan extra voorzichtig en zorgvuldig zijn. Elk verontrustend signaal moet serieus worden genomen. Maar mensen die afgesneden zijn van hun vitale banden worden hoe langer hoe gevaarlijker.”

Er gaan vast maanden, misschien zelfs jaren voorbij zonder dat u de website GeenStijl bezoekt.
“Dat heb je juist ingeschat.”

Met excuses voor het vocabulaire, ik heb hier een recent bericht, getiteld: ‘Moeders, stop met manipulerende kutten zijn.’
Ze knikt, zij het met gefronste wenkbrauwen: “Eens.”

De auteur constateert dat veel moeders uit wraak jegens hun ex de ‘kindertroef’ uitspelen. Giet dan suiker in zijn benzinetank, schrijft ze.
“Is de auteur van dit artikel een vrouw? Wat goed! Ja, ze heeft volkomen gelijk. ‘Kindertroef’, prima vondst.”

Er staan maar liefst 775 reacties onder het bericht.
“Dit is nu precies waar ik altijd mee bezig ben. Wat is de rechtvaardiging om vaders buiten te sluiten? Ik heb me niet aan de Dwaze Vaders willen committeren omdat ik bepaalde methodes van hen afwijs, zoals op dak gaan zitten bij je kind terwijl het bij zijn moeder is. Maar ik begrijp wel waarom die vaders het doen. Je kent wellicht de beroemde dichtregels van M. Vasalis: ‘Niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn.’”

Ik heb hier een pas verschenen boek van sociologe Irene Zwaan, De afwezige vader bestaat niet. Tenzij een vader bewezen ongeschikt is, dient ook hij altijd ouderlijk gezag over zijn kind te hebben, betoogt ze. “Een vader zonder ouderlijk gezag is een vader zonder gezag überhaupt.”
“Klopt. Gezag verlenen moet geen gunst van de moeder zijn, gezag hebben is een recht van de vader, in het belang van het kind. Zo’n moeder zegt dan: ‘Ik heb een voorsprong, want ík heb het kind ter wereld gebracht.’ Ja, maar daarna heeft een vader evenveel rechten. Echt evenveel.”

Dat zou dan ook geformaliseerd moeten worden in gedeeld gezag?
“Tenzij er echt sprake is van een vechtscheiding waarbij het kind ernstig in de verdrukking komt: inderdaad. Op die manier voelt een kind zich ook niet gespleten. Het is een illusie dat je als ouders altijd op één lijn kunt zitten. Wel of niet inenten tegen de Mexicaanse griep, je kind op voetbal of op hockey doen: natúúrlijk heb je daar soms discussie over, maar dat is ook zo als je met elkaar onder één dak woont. Dus nee hoor, er zijn twee lijnen: zo is het bij vader en zo bij moeder. Maar als moeder in het ziekenhuis ligt, gaat vader je wel brengen om haar op te zoeken. Maar ach ach, wat kunnen ouders verschrikkelijk met elkaar in gevecht zijn.”

Hoe ver heeft u dat zien gaan?
“Een jongen kreeg op zijn zestiende verjaardag een brommer van zijn stiefvader. Zijn echte vader was daar fel op tegen. Hij zei: ‘Mijn zoon is te wild en te ongecoördineerd.’ En jawel, de jongen reed zich dezelfde avond dood. Toen kwam er een kort geding over de uitvaart: moeder wilde haar zoon begraven, de vader wilde cremeren. Het werd cremeren, allebei de ouders kregen een kleine urn. Dat kind werd dus letterlijk na de dood nog verscheurd.”

Ook tussen kinderen die een ‘normale’ jeugd hebben gehad en hun ouders zit er vaak nog oud zeer. Moeten die kinderen daar altijd het gesprek over aangaan, ook al is het vaak al tientallen jaren geleden dat er dingen zijn misgegaan?
“Het hangt er vanaf hoeveel last je er nog van hebt. En welke reactie verwacht je van je ouders? Je kunt een hele verwijtenlijst presenteren, maar die ouders weten vaak van niks meer. Ik heb hier vaders horen roepen: ‘Heb ik jou toen zo vernederd? Daar weet ik niets meer van!’ Zoiets kan uit de hand lopen. Er kunnen zelfs dingen stuk gaan. Daarom waarschuw ik ouders altijd van tevoren: ‘U kunt dingen horen die volgens u nooit gebeurd kunnen zijn, maar in de herinnering van de kinderen zijn ze wél gebeurd.’ Want mijn stelling is: ieder heeft recht op zijn eigen waarheid in het familieverhaal. De beleving ervan is voor ieder anders.”

Ik ken iemand die vroeger vaak door zijn ouders is geslagen. Daar heeft hij nog steeds last van, maar het onderwerp aansnijden vindt hij riskant.
“Herkenbaar. Heeft hij zelf kinderen? Dan zou hij tegen zijn ouders kunnen zeggen: ‘Ik heb me voorgenomen mijn kinderen nooit te slaan.’ Dan kunnen die ouders vrij reageren. Ze kunnen zeggen: ‘Wat fijn,’ of: ‘Dat hadden wij vroeger nooit moeten doen.’ Maar ze zijn in elk geval vrij. Als je hun zomaar voor de voeten werpt: ‘Jullie hebben me vroeger zo geslagen,’ slaan ze zelf dicht. Ik zoek altijd naar openingen en verbindingen. Ouders hebben er vaak geen notie van dat hun kind al tientallen jaren met iets rondloopt. Ik had hier een zoon die zich zijn hele leven onbelangrijk voor zijn vader voelde omdat pa niet naar de uitreiking van zijn havo-diploma was geweest maar wel naar de uitreiking van zijn broer die gymnasium had gedaan. Zo’n vader is bij mij dan met stomheid geslagen dat die pijn al die tijd zo hevig is gebleven. Tja, je kunt vijftien geweldige kinderfeestjes geven, maar kinderen onthouden net die ene keer toen je een congres had: ‘Ja pap, maar toen ik acht werd, was je er niet.’”

Uw boodschap is dus: zeg je congres af?
“Nee. Mijn boodschap is: je kind onthoudt andere dingen dan jij. Jij denkt aan al die heerlijke partijen die je hebt gegeven. Maar bij je kind staat die ene keer ingekerfd dat je er níet was.”

Dat is het leven?
“Dat is het leven. Iederéén is weleens in de steek gelaten.”

Vaders die beseffen dat ze vroeger steken hebben laten vallen, moeten hopen dat hun kroost zelf kinderen krijgt. Dat biedt namelijk ruimte voor een herkansing. Van den Eerenbeemt: “Dan zegt zo’n kind: ‘Voor mij was pa vroeger zo streng, en moet je hem nu met zijn kleinkind zien!’ Het biedt dus ruimte voor verzoening. De meeste grootouders vinden het ook maar al te fijn als ze na de geboorte van een kleinkind weer hard nodig zijn. Want nodig zijn is een krachtig antidepressivum, hoor.”

“Het gaat ook om de erkenning. Dat pa een keer tegen zijn zoon zegt: ‘Jongen, wat ben jij een lieve vader.’ De hele buurt kan roepen: ‘Je doet het fantastisch,’ maar als je vader het zegt, heeft het een diepere grond. Erkenning van hun ouders, daar blijven kinderen naar verlangen. Tot de dood aan toe.”